Ik was tien en iedereen had het erover in de klas: het allereerste meisjesvoetbalteam van ons dorp werd opgericht en ze zochten sportieve meiden. ‘Mag ik op voetballen?’ vroeg ik opgewonden aan mijn moeder. ‘Nee’ antwoordde ze met een afkeurende blik in haar ogen, ‘voetballen is niet voor meisjes’. Alleen jongens mochten voetballen en daarmee was het onderwerp wat haar betrof afgesloten. Mijn beste vriendinnetje Anne mocht wel meedoen, met lede ogen hoorde ik haar enthousiaste verhalen aan. Ik wilde er ook bijhoren!

Ze zoeken nog een goeie spits, is dat niet wat voor jou?

‘Ze zoeken nog een goeie spits’ zei de meester een paar dagen later, ‘is dat niet wat voor jou?’ Dat was de druppel. De eerstvolgende trainingsavond stond ik op het veld. In het donker van huis weggeslopen met gymkleren in mijn zwemtas gepropt. Rondjes lopen om het veld, dribbelen, de bal koppen, sprinten, ik vond het allemaal geweldig en voelde me als een vis in het water. Aan het eind kwam de trainer naar me toe om me te vertellen dat hij blij was dat ik meedeed – yes! –  maar dat ik wel andere kleren nodig had, namelijk voetbalschoenen en een outfit. Ik knikte schaapachtig en vroeg me ondertussen zorgelijk af hoe dat moest. ik wilde niet dat de trainer me zou wegsturen, maar thuis kon ik kon hier echt niet mee aankomen.

De schoenenzaak in ons dorp zat schuin tegenover de voetbalclub en verkocht ook voetbalspullen. Ik kende de eigenaren goed, het waren de ouders van Victor, een klasgenootje waar ik goed bevriend mee was. Bovendien kochten mijn ouders hier altijd schoenen en, omdat we met acht kinderen waren, hadden we er een lopende rekening. Ik besloot het erop te wagen en stapte de winkel binnen:“Ik heb voetbalschoenen nodig en een shirt, broekje en sokken.” De eigenaar grinnikte, hij wist precies wat de bedoeling was voor de nieuwe lichting voetbalmeiden. Even later liep ik glimmend van trots naar buiten met een volledige voetbaloutfit. Alles op rekening van de familie Kleve.

Er volgde een aantal weken trainen in het geniep, ik kreeg mijn positie rechtsbuiten. Toen werd onze eerste wedstrijd aangekondigd op zondagochtend om tien uur. Ai! Weer een tegenvaller, want op zondag gingen we altijd met het hele gezin naar de kerk. Gelukkig mocht dat soms ook op zaterdagavond, dus als ik het goed plande moest het lukken.

Een meisjesdroom gaat verloren

Het volgende moment staat in mijn geheugen gegrift. Terwijl iedereen zich klaarmaakt voor de kerk, sluip ik met mijn zwemtas op mijn rug naar de voordeur. Ik heb de deurklink in mijn handen als mijn moeder ineens vlak achter staat en verontwaardigd roept: ‘Waar ga jij naartoe?’ Ik schrik me dood. Ze grijpt me in mijn nekvel en neemt me naar binnen. Achter mij zwaait de deur open naar het voetbal en de vrijheid. In de keuken haalt ze een stinkend bergje kleding uit mijn tas tevoorschijn – al die weken niet gewassen – en een paar voetbalschoenen. ‘Hoe kom je hieraan?!’ Ik durf haar niet aan te kijken, maar hoor aan haar stem hoe boos ze is. Vol schaamte biecht ik alles op. Ik vertel haar over de wedstrijd en dat ik een hele goede spits ben, hoe ontzettend leuk ik het vind en dat ze me nodig hebben. Ze is onverbiddelijk.

Vele jaren later zit ik samen met mijn moeder aan de keukentafel. Ze vertelt me in geuren en kleuren over een voetbalwedstrijd die ze had gezien. Mijn moeder is sportfan in hart en nieren en haar favoriete sport is voetbal. Ze volgt alle wedstrijden op de voet en leeft fanatiek mee. Eens zag ik haar een halfgeschilde aardappel richting de televisie gooien, omdat ze het niet eens was met een beslissing van de scheidsrechter. Het was voor haar dan ook een droom die uitkwam toen haar oudste kleinkind, mijn nichtje van twaalf, erin slaagde om aan de Gelderse kampioenschappen meidenvoetbal mee te doen. Het toeval wou dat mijn nichtje zich de afgelopen jaren had ontwikkeld tot een razendsnelle spits en voetbalde bij dezelfde club als waar ik het ooit geprobeerd had. Je voelt ‘m misschien al aankomen…

Voor mijn moeder was een mooie plek gereserveerd op de tribune zodat ze alles goed kon zien. Glunderend en vol trots vertelde ze over de spanning van de wedstrijd en hoe goed mijn nichtje speelde. Ik was blij dat haar kleindochter haar zo had laten genieten, toen ik me ineens ten volle herinnerde wat er twintig jaar geleden was gebeurd. Ik had het heel diep weggestopt. Au! Onder tafel kneep ik mijn handen samen in een poging mezelf vast te houden en niet in huilen uit te barsten. Wat had ik graag gewild dat ze destijds zo trots op mij was geweest en me had aangemoedigd.

Boosheid is een reactie op de pijn van afwijzing en zolang je boos bent op een ander hoef je de pijn van jezelf niet te voelen.

Heel even vlamde mijn boosheid op. Hoe makkelijk zou het zijn om een venijnige opmerking te maken, maar ik deed het niet. Ergens wist ik: boosheid is een reactie op de pijn van afwijzing en zolang je boos bent op een ander hoef je de pijn van jezelf niet te voelen. Heling kan pas starten als je bereid bent contact te maken met de onderliggende gekwetste gevoelens en je over deze pijnlijke delen van jezelf ontfermt. In mijn geval het verdriet van het meisje van tien dat zich niet gezien en niet gewaardeerd voelde.

Mijn moeder merkte dat ik een beetje stil was. Ze stopte haar verhaal, het kwartje viel ook bij haar. Toen keek ze me aan en vertelde hoezeer het haar speet dat ze me destijds had verboden om te voetballen. Haar oprechte blik raakte me, ik kon zien dat ze het meende. ‘Het was een andere tijd’ vervolgde ze, ‘toen hoorde je als meisje niet te voetballen. Ik wist niet beter, maar als ik het nu zou kunnen overdoen zou ik heel anders kiezen.’ Haar woorden ontroerden me. Inderdaad, de tijden waren veranderd. In de context van ons gelovige gezin en de tijdgeest van toen begreep ik haar reactie. Ik zag ook haar goede intenties. De erkenning die ze me nu alsnog gaf hielp om mijn pijnlijke herinneringen te laten verzachten en haar te vergeven. Met een knipoog naar het kleine meisje in mij kon ik het niet laten om te zeggen: ‘Ik was vast ook een hele goede spits geworden,’ waarop mijn moeder onmiddellijk beaamde: ‘Ik weet het wel zeker!’

En daar zitten we dan, bijna veertig jaar later, mijn moeder en ik samen aan de buis gekluisterd voor de finale van het Europees Kampioenschap Damesvoetbal met Nederland in de finale! Vanuit de huiskamer leven we mee met alle spannende momenten, we joelen bij de goals en moedigen ‘onze meiden’ aan als het even tegenzit. Af en toe wisselen we een blik van verstandhouding en dan zie ik hoe mijn moeder volop zit te genieten. Ik geniet met haar mee. Wat ben ik dankbaar om dit moment samen met haar te kunnen delen. En wat ben ik trots op de Nederlandse vrouwen die het zover geschopt hebben. Moge vele meisjesvoetbaldromen de komende jaren uitkomen, nu de oranje leeuwinnen definitief de weg vrijgemaakt hebben.